De schijn van partijdigheid…
— 30 januari 2015Geruzie en geroddel. Het jaar ging voor de AFM niet bepaald florissant van start. Het vertrek van George Möller, de kritische vragen van Prast en het nieuws dat Dijsselbloem het vertrouwen in drie leden van de Raad van Toezicht zou hebben opgezegd, deden de toezichthouder geen goed. Wat is er nodig om de boel weer op de rit te krijgen?
Als toezichthouder op een toezichthouder draait het om betrouwbaarheid. Die moet buiten twijfel staan, zo staat ook in de Wet financieel toezicht, artikel 1.27a. Precies daar ging het binnen de AFM een paar keer gruwelijk mis. Want meerdere keren stonden de nevenfuncties van leden van de raad van toezicht (rvt) ter discussie. Dan kun je nog zo integer en onpartijdig handelen, maar in feite is het kwaad dan al geschied. Het draait immers om de schijn van partijdigheid.
Bedrijfsmodel
Adriejan van Veen deed bij de Universiteit van Utrecht onderzoek naar verschillende markttoezichthouders (onder andere de Nederlandse Zorgautoriteit, de Autoriteit Consument en Markt en de AFM) en kwam tot de conclusie dat de rol van de toezichthouders verbeterd moet worden. “Als we kijken naar de AFM valt daar allereerst op dat zij de enige waakhond is met een raad van toezicht. Dat is nog een overblijfsel van vroeger, toen het nog geen overheidsorgaan was. Op zich geven ze met die raad een goed signaal af, want in feite kopiëren ze daarmee het bedrijfsmodel.” Niks mis mee, zou je denken.
Maar zoals Van Veen benadrukt: “Het lijkt goed dat ze een rvt hebben. Maar dat kan het alleen zijn als er diversiteit in de raad is. Als de raad echter te eenzijdig gevuld is, dan kan het juist een negatief effect hebben.” En daar kan iedereen zich wel iets bij voorstellen. Vriendjespolitiek en het verzwakken van toezicht op een instantie waar een lid van de rvt nog een andere functie heeft, is natuurlijk zo gebeurd. Van Veen wil over de negatieve effecten echter niet in detail treden. “Dat zijn excessen. In algemenere zin is het gevaar van eenzijdigheid dat men zich te veel gaat vereenzelvigen met die kant van de sector waarin men nevenfuncties heeft. En dat men de opvattingen die aan de aanbodzijde heersen, te veel gaat omarmen.”
Diversiteit in de rvt
Veelzijdigheid dus. Als het aan Van Veen ligt, mogen de leden wel nevenfuncties in de financiële sector hebben, maar moet daarbij ook de vraagzijde vertegenwoordigd zijn. “Dit zijn publieke toezichthouders. Dan moet je ook het publiek vertegenwoordigen. Je ziet nu dat vooral de grote georganiseerde partijen een stem in de raad hebben. Om meer diversiteit in de raad te krijgen, zouden ook de consumenten een stem moeten krijgen. Maar die zouden zich dan eerst beter moeten organiseren.”
Overigens houdt Van Veen zich verre van beschuldigingen. “Wellicht zijn ze allemaal volstrekt zuiver op de graad. We weten echter niet hoe het er intern aan toe gaat. Daarom is het extra belangrijk dat de raad in evenwicht is en er voldoende diversiteit is. En als lid moet je je ervan bewust zijn dat je met bepaalde nevenfuncties de schijn van belangenverstrengeling kunt wekken. Dat moet je willen voorkomen.”